Bericht uitgegeven door EIS Kenniscentrum Insecten en Stichting Land van Wijk en Wouden op woensdag 4 november 2015
Slobkousbijen, tubebijen, tronkenbijen en asbijen. Dit is slechts een greep uit de 71 bijensoorten die in 2015 zijn gevonden in een deel van Zuid-Holland: het Land van Wijk en Wouden. Sommige ervan waren nog niet of nauwelijks uit Zuid-Holland bekend of zijn zelfs landelijk zeldzaam. Verrassend voor een landschap dat zo intensief agrarisch wordt gebruikt.
In 2015 zijn in het Zuid-Hollandse Land van Wijk en Wouden 71 soorten bijen en 83 soorten zweefvliegen aangetroffen. Onverwacht hoge aantallen, gezien het intensieve agrarische gebruik van grote delen van het landschap. Sommige van de aangetroffen soorten waren nog niet of nauwelijks aangetroffen in Zuid-Holland of zijn zelfs landelijk zeldzaam. Voorbeelden van zulke bijzonderheden zijn de weidebij, de lathyrusbij, de distelbehangersbij, de kleine tuinmaskerbij en de gewone tubebij.
Het Groene Hart in Zuid-Holland staat niet bepaald bekend om zijn rijke biodiversiteit. De veeteelt met grote oppervlaktes monotoon weidegebied bepaalt hier in hoge mate het aanzien van het natte polderlandschap. Toch is juist in deze regio een project opgestart om een deel van het gebied om te vormen tot ‘Bijenlandschap’. De Provincie Zuid-Holland, bierbrouwerij Heineken en onderzoeksinstituut Alterra hebben vanuit hun samenwerking Groene Cirkels de handen ineen geslagen om een bloem- en bijenrijk landschap in te richten in het Land van Wijk en Wouden, een gebied grofweg tussen Leiden, Alphen aan den Rijn en Zoetermeer.
Groene Cirkel Bijenlandschap
Een grote verscheidenheid aan partijen doet inmiddels mee aan het Groene Cirkels Bijenlandschap: gemeenten, Rijkswaterstaat, natuurbeheerders, musea, bedrijven en particulieren. Op vele plekken worden maatregelen genomen in inrichting en beheer om de wilde bijenfauna te stimuleren. Vanuit Groene Cirkels is een Bijenvraagbaak in het leven geroepen waar men kan aankloppen voor adviezen. Om te kunnen meten of de genomen maatregelen het gewenste effect hebben op de bijenfauna wordt een monitoring uitgevoerd. Deze monitoring bestaat uit twee metingen: een nulmeting in 2015 (pdf; 8,4 MB) en een herhaling in 2018.
Hulp voor de bij is nodig
Dit is een goed begin, maar op veel plekken in de regio laat het aantal bijensoorten nog steeds te wensen over. De deelnemers aan het Bijenlandschap hopen dat de bijendiversiteit in 2018 op alle plekken toegenomen zal zijn. Een grotere diversiteit aan bijen en zweefvliegen betekent namelijk dat planten beter bestoven worden. De plantenrijkdom zal hier dus ook van profiteren. Een bijenlandschap helpt niet alleen de biodiversiteit. Ook een groot deel van onze voedselproductie is afhankelijk van bestuiving. Een bijenlandschap is dus goed voor biodiversiteit, voor onze voedselproductie én het ziet er ook nog prachtig uit.