Sterfte in honingbijen laag en zonder eenduidige oorzaak
21-DEC-2016 –
De overleving van honingbijen in Nederland was zeer hoog in de winter van 2015/2016 (93,5%). De 6,5% sterfte van volken lijkt niet het gevolg van één enkele oorzaak.
Het Honingbijen surveillance programma onderzoekt de oorzaak van de wintersterfte en specifiek de rol van de imker, ziekten en plagen, chemische middelen, stuifmeelbronnen en het landschap waarin de bijen vliegen. Volken worden bemonsterd in het voorjaar en najaar. Na de winter worden dan van een selectie dode en levende volken alle factoren geanalyseerd zodat er verbanden tussen de factoren en sterfte of overleving gevonden kunnen worden. De onderzoekers vonden een aantal aanwijzingen die de hoge overleving kunnen verklaren.
De varroamijt en de imker
Bijenvolken overleven beter als de varroa-infectie laag is, en dat was het geval in de meeste bijenvolken die de onderzoekers bemonsterd hebben in 2015. Wel zien we dat volken waarin het virus DWV (deformed wing virus) aanwezig was iets kleinere overlevingskans hadden. Dit virus wordt overgebracht door de varroamijt en is dus een indirecte aanwijzing voor varroa-infectie. Het virus is gevonden in de meeste volken. Goede bestrijding van varroa is een belangrijke voorwaarde voor de overleving van honingbijenvolken.
Chemische middelen
Neonicotinoiden en andere chemische residuen hadden geen relatie met wintersterfte van de bijenvolken. Negen chemische stoffen (van de 36 geteste) werden aangetroffen in wintervoer voor de bijen, drie door imkers gebruikt voor mijtbestrijding, de andere in de land- en tuinbouw voor plaagbestrijding.
Stuifmeelbronnen
Volken waarin het opgeslagen stuifmeel voor een groot deel bestond uit klaverstuifmeel hadden een iets lagere overleving dan de andere volken. Klaversoorten zijn zeer goede voedselbronnen voor bijen en klaverbloemen worden zeer veel bezocht. Dit moet nog beter onderzocht worden. Het is onwaarschijnlijk dat het klaverstuifmeel zelf een negatief effect heeft. Het is waarschijnlijk dat andere eigenschappen in het landschap daarmee samenhangen. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de hoeveelheid voedsel in die landschappen niet toereikend is of dat de plaatsen waar de klaver groeit anderszins nadelige effecten opleveren voor honingbijen.
Het foerageerlandschap
Het landschap rond de bijenvolken is van belang voor de overleving. Zeer diverse landschappen met versplinterd landgebruik hadden een licht negatief effect op de overleving van het volk. De meeste Nederlandse landschappen waarin bijenstanden staan hebben een zeer gevarieerd landgebruik (gemiddeld meer dan negen verschillende categorieën landgebruik binnen een straal van één kilometer). In landschappen die extreem divers, en dus zeer gefragmenteerd, zijn bleken de honingbijen het iets minder goed te doen dan in andere landschappen.
Honingbijen Surveillance programma
Het Honingbijen surveillance programma stelt de wintersterfte in honingbijen in Nederland vast en heeft tot doel de oorzaken te ontrafelen die de wintersterfte kunnen verklaren. Hiervoor gebruiken onderzoekers twee methoden. Ten eerste de Wintersterfte Monitor, een vragenlijst die wordt gestuurd naar een random steekproef van imkers. Ten tweede het Honingbijen surveillance programma. Hierin worden van een gestratificeerde steekproef van de Nederlandse bijenhouders in het veld bijenvolken bemonsterd voor nadere analyse in het laboratorium. Dit programma wordt gecoördineerd door Naturalis, de monstername en het analyseren op ziektes wordt door Bijen@WUR gedaan en Wageningen Environmental Sciences (Alterra) zorgt voor de analyse van het stuifmeel.
Tekst: Naturalis Biodiversity Center